Is gentrificatie voor iedereen een probleem?

Over woningmarkt als gentrificatiemotor

Journalistieke platforms zoals De Correspondent en Vers Beton (onze Rotterdamse trots) lees ik graag. Regelmatig kom ik daarin artikelen tegen waarin gentrificatie (hoge woonprijzen verdringen de aanwezige gewortelde armere bevolking) als negatieve ontwikkeling wordt neergezet. Zo schreef bijvoorbeeld Arjan van Veelen in zijn boek ‘Rotterdam’ over zijn eigen wijk. Het verbeteren van de openbare ruimte was niet zozeer voor de gewortelde bewoners, maar eerder voor het aantrekken van gewenste nieuwe bewoners zoals hij (hoogopgeleid en financieel draagkrachtig). Daarmee wordt het voor gewortelde mensen in de wijk, die minder verdienen, steeds moeilijker om nog een betaalbare woning in de eigen buurt te vinden. In deze blog neem ik je mee in dit probleem (gentrificatie) en presenteer ik een mijn visie om hiermee om te gaan. (spoiler: minder woningmarkt)

De markt als natuurverschijnsel?

Zelf dacht ik altijd dat het geen probleem is dat huur- en koopprijzen in de stad stijgen. Sterker nog, ik zag het als een vanzelfsprekende ontwikkeling. Als een stedelijke omgeving mooier, aantrekkelijker en geliefder wordt, dan wil iedereen daar wonen en natuurlijk stijgen dan de prijzen. Voor wie niet veel geld heeft is dat logischerwijs niet haalbaar. De geëigende route om de felbegeerde woonomgeving wel te bereiken is: voldoende geld verdienen. Dat was mijn geloof.

Alleen: is dat wel zo? Recent luisterde ik op Vers Beton een podcast met Zico Lopes. Hij is architect in Bospolder-Tussendijken en heeft een duidelijke visie op gentrificatie. Hij ziet dat jongeren die opgroeien in de wijk geen woning in de buurt vinden en noodgedwongen uitwijken naar bijvoorbeeld Schiedam en Vlaardingen. Dit terwijl ze in hun buurt zouden willen blijven. Hijzelf woont en werkt wél in deze buurt waar hij is geboren en getogen. Hij kent de wijk en is onderdeel van de sociale structuur. Daardoor kan hij met het werk van zijn architectenbureau in de buurt laten zien dat hij door die wortels beter weet wat de buurt nodig heeft. Met het vertrek van jongeren naar Schiedam en Vlaardingen verdwijnt die kennis en sociale structuur. En daarmee de vanzelfsprekendheid waarmee buren elkaar kennen en helpen.

Van wie is de buurt?

Door de huidige marktwerking is het dus voor velen niet mogelijk in de eigen buurt of wijk te blijven wonen. Maar van wie is de buurt? Van de hoogste bieder, zoals in de markt van toepassing is? De woningmarkt is geen natuurverschijnsel. Het bezit van woningcorporaties is daarvan het bewijs. Dat zijn woningen in gemeenschappelijk eigendom. Daarmee zijn de woningcorporaties nog steeds in staat betaalbare woningen aan te bieden. Dat (een beperkt aantal) woningen in gemeenschappelijk eigendom alleen aan lage inkomens verhuurd mogen worden is een keuze. Goed samengevat in het woonprotest van 2021: Wonen voor mensen, niet voor winst. Er kan voor gekozen worden ook voor hogere inkomens woningaanbod in gemeenschappelijk eigendom te creëren.

Betaalbaarheid en de markt

Voor individuele particuliere huiseigenaren die lang geleden een huis hebben gekocht en behoorlijk op hun hypotheek hebben afgelost, is betaalbaarheid een gegeven. Ook mensen in een sociale huurwoning hebben over het algemeen een betaalbare huur. Wat hebben deze twee voorbeelden gemeenschappelijk? De woning waar ze in wonen doet niet mee aan de woningmarkt. De stijging van de woningprijzen in de markt heeft geen directe invloed op hun woonlasten. Betaalbaarheid hangt dus samen met ‘niet meedoen aan de markt’.

Om die reden zou het voor betaalbaarheid goed zijn een aanzienlijk deel van de woningen in Nederland buiten de markt te houden. Hoe doe je dat? In de eerste plaats natuurlijk door wooncorporaties zeer terughoudend te laten zijn met de verkoop van het bezit (want dat is toch gemeenschapseigendom). Verder kan aan woningcorporaties ruimte gegeven worden ook middeninkomens woningen aan te bieden. Een derde optie is het oprichten van wooncoöperaties. Basis hiervan is een woongemeenschap die het wooncomplex samen in eigendom heeft en samen het beheer ervan organiseert. Verkoop wordt in principe uitgesloten, dus wordt de betaalbaarheid van de woningen niet beïnvloed door de stijgende marktprijzen. In een buurt blijven dan dus altijd betaalbare woningen aanwezig. Ook wanneer de marktprijzen de pan uit rijzen.

Beleid

Beleid van de overheid zou dus gericht moeten worden op het transformeren van een aanzienlijk deel van het woningaanbod (juist buiten de sociale huur) naar gemeenschapsgoed. Amsterdam heeft een duidelijke ambitie uitgesproken voor wooncoöperaties. Doelstelling is om 10% van de woningvoorraad onderdeel te laten zijn van een wooncoöperatie. Daarmee kan in elke buurt een betaalbare woning beschikbaar zijn voor buurtbewoners, ook wanneer ze wat meer inkomsten hebben. De stap daar naartoe vergt echter wel financiële ondersteuning en daar zit op dit moment een grote uitdaging in. Stijgende bouwkosten en rentetarieven belemmeren de start van wooncoöperatie De Nieuwe Meent in Amsterdam.

Tevens kan in de toewijzing van woningen sociale huurwoningen voorrang gegeven worden aan mensen die binding met de buurt hebben. Daarmee wordt de sociale structuur versterkt. In (weer) Amsterdam hebben ze de wijze van toewijzing van sociale huurwoningen al aangepast, waardoor niet langer alleen inschrijfduur bepalend is voor toewijzing maar ook de mate waarin je actief zoekend bent bijvoorbeeld. Als iemand ook punten zou kunnen krijgen voor de binding met de wijk, dan helpt dat de sociale structuur in de wijk intact houden.

Door echt op dergelijk beleid in te zetten, worden onbetaalbare buurten voorkomen (NB! Er mogen natuurlijk best wel supermooie dure woningen in een buurt staan). Wie wil, kan in de eigen buurt een betaalbare woning vinden. En wie een hoger inkomen heeft, hoeft een minder groot gedeelte daarvan aan woonlasten te spenderen. Zonder gentrificatie wordt het voor iedereen beter.

Laten we het benuttingsscenario noemen

Blog over circulariteit

Woorden zijn drager van denkwerelden. Neem bijvoorbeeld het woord klimaatgekte en het woord klimaatactie. Eén woord voor hetzelfde verschijnsel, maar met een totaal andere betekenis. Het onderwerp circulariteit leeft steeds sterker (gelukkig, want toen ik het boek Cradle2Cradle las was slechts een enkele architect of producent er mee bezig). En met die opleving is er wat mij betreft behoefte aan een nieuw woord voor ‘afvalscenario’. Want dat woord hoort helemaal bij een lineaire benadering van grondstoffen. Klaar met het gebruik van een product? Dan storten of verbranden we het. En soms (met voldoende economische waarde in het huidige systeem) kunnen we het hergebruiken of recyclen.

Synerki 2022 – figuur toont wanneer circulair bouwen is bereikt

De overheid richt zich op een 100% circulaire bouweconomie in 2050. Dat kan alleen wanneer het benuttingsscenario storten en verbranden is verdwenen en alles wordt gerecycled of hergebruikt. Zijn we er dan? Nee, voor bouw (onderhoud, renovatie en nieuwbouw) is meer materiaal nodig. Veel meer zelfs. Dus nieuwe materialen zijn nodig. De vraag is daarbij: waar komen die vandaan? Uit een mijn? Uit een oliebron? Of uit een bos? Dat laatste is een voorbeeld van een materiaal-bron dat binnen redelijke termijn (100 jaar) hernieuwt. Bij goed beheer (FSC) blijft het bos gewoon bestaan. Het metaal uit de mijn of de olie uit de bron hebben veel meer jaren nodig om te herstellen. Die behoren daarmee tot de categorie ‘niet-hernieuwbaar’.

In het kort: richt je op hergebruik, recycling en nieuwe materialen uit bomen en planten.

De juiste keuze maken

In het huidige economische systeem is storten, verbranden en nieuwe materialen uit mijnbouw en fossiel vaak goedkoper. De vervuiler betaalt nog niet voor de milieuschade. Ook kennen we eigenlijk maar één soort waarde: financiële waarde. Dus kiest iedereen, particulier en professional, (bijna) automatisch voor de goedkoopste optie. Maar doe je dat ook als je kennis en bewustzijn hebt over circulariteit? En als je de wil hebt om het beter te doen? Nee, natuurlijk niet. Uit de wens om een waardevolle bijdrage te leveren volgen betere materiaalkeuzes. Keuzes om producten langer te gebruiken (dus repareren in plaats van vervangen). Keuzes om milieuvervuiling van een nieuw product sterker laten meewegen (dus bijvoorbeeld hout in plaats van kunststof).

Benuttingsscenario dus

Het woord ‘benuttingsscenario’ als vervanging van afvalscenario kan bijdragen aan meer bewustzijn en aan de wil om storten en verbranden te voorkomen. Ik weet niet wat jij denkt, maar het is toch ongemakkelijk dat volgens de Nationale Milieudatabase en de Milieuclassificaties van NIBE in Nederland 95% van de gebruikte kozijnen wordt verbrand?

Foto: Leon Erkelens

Om meer gevoel bij het onderwerp te krijgen, heb ik een klein project in mijn huis gedaan. Vanuit een vuilcontainer had ik een paneeldeur in huis staan en vanuit de sloop van de VVE schuren had ik houten balken en rabatdelen in de tuin liggen. Om alle schroeven en spijkers uit het hout te halen is best een klus en dat lukt ook niet volledig. Wel was nog een redelijke hoeveelheid daarvan herbruikbaar (in het bakje op de foto). Het resultaat is bruikbaar hout voor een project zoals op de foto te zien. Het hout zou zonder mijn hergebruik zijn verbrand en het metaal zou zonder mijn hergebruik zijn gerecycled (kost meer energie).

Foto: Leon Erkelens

Hoge gasprijzen enorme kans

Bovenstaande titel is niet alleen gekozen om lezers te trekken en vervolgens een stuk te schrijven waarvan de titel de lading totaal niet dekt. Nee, het is oprecht gemeend. De hoge gasprijzen zijn een enorme kans.

Foto van pagina uit boek ‘Material Matters’ van Thomas Rau: de 100-jarige gloeilamp

Eerst een anekdote, zoals die veel in het nieuws zijn geweest. Het gaat over een echtpaar dat in een oud, houten, vrijstaand huis woont en met hun energierekening een sprong maken van € 343,- naar ruim € 1.600,- per maand. Omdat ze dit bedrag (begrijpelijk) niet kunnen betalen, slaat de paniek toe en kiezen ze er voor om zelf de gastoevoer te stoppen en in de kou te zitten.

Als eerste emotionele reactie kan ik me deze goed voorstellen. Het is een situatie die zeker urgent is. En als de urgentie zo hoog wordt, dan moét je creatief gaan worden. Het is een situatie die je niet kunt laten gaan. Maar het gas afsluiten is niet creatief. Met de  steun vanuit de overheid kunnen we wel weer een beetje tot rust komen en de creativiteit de ruimte geven. Hieronder schets ik een paar mogelijke strategieën.

Strategie 1: Verduurzamen

Het verduurzamen van je huis klinkt als een ongelofelijk moeilijk project, maar bij veel woningen in Nederland is nog veel te winnen door relatief eenvoudige maatregelen. Om nog voor deze winter je gevel te laten isoleren of je beglazing te vervangen zal (we schrijven in november) waarschijnlijk niet meer lukken. De capaciteit bij bedrijven is al bezet.

De eerste winst is te behalen uit kierdichting. Wil je hier meer van weten, lees dan ‘Paris Proof Plan’ van Lars Boelen. Kieren dichten is natuurlijk een risico voor slechte luchtkwaliteit, dus doe dit alleen in combinatie met een (goede) CO2 meter. Blijft de waarde onder de 850 ppm (Parts Per Million), dan mag alles nog dicht blijven.

Strategie 2: Kleiner wonen

Als je kleiner woont, verbruik je minder gas. Kleiner gaan wonen kan op veel manieren vorm worden gegeven. De eerste vorm die ik zie, is het gebruiken van een kleiner deel van je woning in de winter. De keuken als (warm) hart van het huis. Als tweede optie kun je met meer mensen in het huis gaan wonen. Is een kamer te verhuren aan een student of statushouder? Dit lost gelijk ook een huisvestingsprobleem voor de huurder op en levert inkomsten op die helpen de energierekening te betalen. De derde optie is verhuizen naar een kleinere goedgeïsoleerde woning. Erg radicaal en waarschijnlijk ook niet heel eenvoudig.

Strategie 3: Zuinig leven

Natuurlijk word je met deze strategie al door de overheid benaderd. Daarom weten we nu ondertussen wel waar de eerste stappen te zetten zijn: kort (of koud) douchen, thermostaat lager (18 graden is echt voldoende) en letten op stroomverbruik (oude koelkast, verlichting, etcetera). Voor koud douchen: laat je inspireren door Wim Hof (The Iceman) en begin.

Ikzelf woon met mijn gezin in een benedenwoning in Rotterdam-Zuid. Per persoon hebben we 25m2, dus de strategie kleiner wonen biedt voor mij geen kans om de energierekening omlaag te brengen. De kierdichting ga ik nog een actie op doen en ik heb het voornemen om CO2-gestuurde ventilatie te laten installeren. Verbruikt wel elektrische energie, maar is een geschikte manier om de luchtkwaliteit altijd op een voldoende hoog niveau te houden.

En dan komen we bij het ‘zuinig leven’. Oftewel, het gedrag van de gebruikers. Mijn eigen gedrag heb ik redelijk onder controle (en ja: ik douch koud), maar mijn gezinsleden kiezen natuurlijk hun eigen pad. Gelukkig douchen ze niet al te lang (maar het puberen van mijn kinderen begint nog maar net, dus ik ben benieuwd).

Advieswerk

Toch is gedrag ook een punt dat in het advieswerk aan vastgoedeigenaren en -huurders vaak te weinig aandacht krijgt. Als vastgoeddeskundige weet ik natuurlijk altijd wel aan te geven hoe de energieprestatie van het gebouw verbeterd kan worden, maar het gedrag is een ander verhaal.

Zo adviseerde ik (samenwerkend in een leuk team) voor een zorgorganisatie voor mensen met psychische- en verslavingsproblematiek. Bij zo’n doelgroep is het heel lastig om energiezuinig gedrag voor elkaar te krijgen (ze hebben echt andere prioriteiten). De standaard goede isolatie en kierdichting helpen niet zo wanneer ze het raam en de deuren open zetten om een sigaretje te gaan roken. Maar ook hier: creatief zijn met elkaar kan tot bijzondere oplossingen leiden. Technische oplossingen bijvoorbeeld: alleen ventilatie aan wanneer de CO2 waarde te laag wordt (bij raam open hoeft dat dus niet) of een beloningssysteem dat voor de specifieke doelgroep goed werkt. Ook deze mensen hebben écht wel zaken die ze zo belangrijk vinden, dat ze verleid kunnen worden tot energiezuiniger gedrag.

De huidige situatie brengt veel mensen en organisaties in een lastige situatie, maar is wel een uitgelezen kans om met elkaar creatief te worden en als mooie bijvangst onze afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te verminderen.

Betere exploitatie door Digital Twin

Het 3D modelleren in architectuur kent al een lange geschiedenis. Wie rond 2000 architectuur studeerde (ondergetekende) herinnert zich nog wel het (moeizame) modelleren in Autocad 14 en het maken van renderings in 3DStudio MAX. De trouwe Pentium draaide dan een nacht om een video te genereren.

Ondertussen zijn de mogelijkheden zeer groot en liggen de beperkingen vaak in de organisatie. Hoe zorgen we ervoor dat de modellen goed worden opgebouwd en dat we er de informatie aan kunnen koppelen die nodig is voor het doorrekenen van renovatie opties en voor een effectieve exploitatie?

Foto Leon Erkelens: The Valley Amsterdam, MVRDV (fictieve data)

Voor de opleiding ‘Duurzaam Vastgoed en DMJOP’ gaat Sander van Herpen van BIMnD  juist op de voorgaande vragen in. Naast de technologie van het inscannen en modelleren reikt hij ook een praktische benaderingswijze aan om voor de organisatie een passend platform te kiezen en stapsgewijs hierin de informatie te verrijken.

Voor bestaande gebouwen is een belangrijke eerste stap het MJOP. Hoe specifieker de informatie over de gebouwelementen in het MJOP, hoe beter het bruikbaar is voor andere toepassingen. Zo is bijvoorbeeld voor de milieuprestatie van materialen het onderscheid tussen hardhout of zachthout relevant, bij voorkeur nog specifiek naar Europees of Tropisch.

Wanneer het MJOP op deze manier verrijkt wordt en op een platform wordt geplaatst dat ook BIM ondersteunt, is een belangrijke stap naar integraal informatiemanagement gemaakt. Bij nieuwbouw is die informatie allemaal al beschikbaar en vaak ook met een 3D model. Daar is de uitdaging om de informatie uit de bouw ook echt te gaan gebruiken in de exploitatiefase. Een digitale tweeling (Digital Twin) van het gebouw moet mee veranderen met de werkelijkheid.

Wanneer de hoeveelheden van een Digital Twin kloppen, kunnen deze in aanbestedingen voor onderhoudswerkzaamheden worden meegegeven. Als vervolgens de processen zo zijn ingericht dat na onderhoudswerkzaamheden ook de conditiescore wordt geactualiseerd, dan wordt het BIM model een echte tweeling van de werkelijkheid en wordt strategische sturing verbeterd.

Splitsen van woningen lost deel woningmarktcrisis op

Het is ondertussen algemeen bekend dat er een problematische situatie is op de woningmarkt. Er zijn diverse oorzaken aan te wijzen. De kern is dat er in absolute aantallen een tekort is aan woningen ten gevolge van de toename aan huishoudens en dat de bouwproductie achterblijft door het beperkte aantal nieuwbouwlocaties en de naweeën van de economische crisis.

Net zoals er veel oorzaken zijn, zijn er ook veel oplossingen. Eén van die oplossingen wil ik nader bekijken naar aanleiding van recent onderzoek hierop door mij: Splitsen van ééngezinswoningen. Waarom aandacht voor deze oplossing? De aanleiding is de toename van het aantal éénpersoonshuishoudens in relatie tot het relatieve overaanbod in veel wijken van ééngezinswoningen. Zeker in de portefeuille van woningcorporaties zijn deze ééngezinswoningen problematisch omdat de maximaal redelijke huurprijs vaak ver boven het niveau van de sociale huur uitkomt. Een huur dus die ze niet mógen vragen en daarmee een gegarandeerd onrendabele situatie. En zelfs dan nog is een dergelijke woning voor een éénpersoonshuishouden te groot en te duur.

Afbeelding: Mehran Samiyi – PVM Rotterdam

Een no-brainer, zou je zeggen. Maar waarom gebeurt het dan niet op grote schaal? Zoals altijd is het makkelijker gezegd dan gedaan. De investering voor het splitsen is aanzienlijk: voor een ééngezinswoning als snel bijna € 100.000,- om twee volwaardige, brandveilige goed uitgeruste woningen te maken. Afhankelijk dus van de marktwaarde van de huidige ééngezinswoning en de vraag naar kleine woningen is hier voldoende rendement te realiseren. Meegenomen in dit bedrag is de afdracht aan het gemeentelijk fonds vanwege de parkeernorm. Of de gemeente hierin wil meewerken is zeer sterk afhankelijk van de concrete locatie.  

Doordat woningen gemiddeld in omvang dalen, zal de prijs per vierkante meter (nog) hoger kunnen worden, waardoor mensen voor hetzelfde geld feitelijk kleiner wonen. Voordeel daarvan op het gebied van duurzaamheid is wel evident:

  • Doordat mensen kleiner wonen is de milieu-impact van wonen minder;
  • Doordat mensen een groter deel van hun inkomen aan wonen kwijt zijn, kunnen ze minder geld besteden aan (inherent) vervuilende activiteiten (alhoewel de verhuurders dit geld natuurlijk wel ‘verbranden’);
  • Doordat er meer woningen per hectare mogelijk zijn, wordt de afstand tussen mensen letterlijk kleiner, is de fiets vaker een goede keuze (ook voor de gezondheid) en ontstaat meer draagvlak voor voorzieningen zoals winkels, kappers en openbaar vervoer;
  • Doordat woningzoekenden in de bestaande woningvoorraad een plek kunnen vinden, is minder nieuwbouw nodig (en dus minder stikstofuitstoot en meer ruimte voor natuur).

Concluderend wil ik stellen dat het splitsen van woningen een kans is om meer mensen op korte termijn een eigen woning te kunnen bieden en tegelijkertijd milieuvoordelen te behalen.

Nieuwe Trias Energetica

Wanneer het over duurzaamheid gaat zijn de meeste mensen wel bekend met de Trias Energetica. Ook zijn er al meerdere aanvullingen en aanpassingen op deze basis drie-traps-raket opgevoerd. De originele versie van de Trias Energetica laat inderdaad nog teveel ruimte over voor fossiele brandstoffen. Voor deze fossiele brandstoffen is in deze tijd echt geen plaats meer.

Stap ‘1. Maximale beperking van de energievraag’ blijft staan. Natuurlijk wel met de kanttekening dat de materialen waarmee de energievraag wordt beperkt niet zélf een grote bron van energieverspilling en milieuvervuiling zijn. In het vastgoed kunnen we de energievraag uitdrukken in kWh/m2/jr, zodat op dit punt goede kansen liggen voor benchmarking. De eerste versie van BENG legde de lat hoog: 25 kWh/m2/jr. Dat is dus haalbaar!

Stap 2 ‘Optimale toepassing van duurzame energie’ zou ik willen wijzigen in ‘2. Eigen energieproductie’. Elke locatie en elk gebouw heeft kansen om energie te produceren. Deze tweede stap wil stimuleren om naar de mogelijkheden te kijken om energie te oogsten. Bekend is dat in combinatie van een goede eerste stap, dit al tot energie-leverende gebouwen kan leiden.

Stap 3 ‘Efficiënt aanspreken van fossiele bronnen’ wordt wat mij betreft ‘3. Uitwisseling in een netwerk’. Op basis van het resultaat van voorgaande stappen blijft nog een restvraag of een restaanbod over. In een netwerk met bijvoorbeeld Decentrale Energie Centrales of elektrische auto’s kan in de uitwisseling naar een balans voor het hele systeem worden gezocht. Gelukkig zijn er steeds meer technologieën voor energie-opslag, zodat de uitwisseling ook in de tijd verspreid kan plaatsvinden.

Doordat er helemaal geen fossiele brandstoffen meer in de Trias Energetica voorkomen op deze manier, kunnen zelfs gebouwen met een slechte energieprestatie (zowel in isolatiewaarde als in energieopwekking) tóch echt duurzaam zijn. Voorwaarde is een goede duurzaamheid op gebiedsniveau.


Foto (Leon Erkelens, 2015): Strowijk Nijmegen; dikke isolatie met stro en leem, lage energie-impact van de materialen, opwekking van zonne-energie en uitwisseling van sociale energie met de omgeving. Nu in 2019 is de tuin waarschijnlijk al veel mooier geworden.

Over Synerki

Synerki Consultancy&Courses is per 1 oktober 2018 ingeschreven bij de Kamer van Koophandel door Leon Erkelens:  https://www.linkedin.com/in/leonerkelens/